La búsqueda del término opgeven ha obtenido 83 resultados
NL Neerlandés ES Español
opgeven (v) [regel] {n} renunciar a (v) [regel]
opgeven (v) [overeenkomst] {n} capitular (v) [overeenkomst]
opgeven (v) [idee] {n} capitular (v) [idee]
opgeven (v) [afhaken] {n} capitular (v) [afhaken]
opgeven (v) [aanspraak] {n} capitular (v) [aanspraak]
NL Neerlandés ES Español
opgeven (v) [regel] {n} privarse de (v) [regel]
opgeven (v) [recht] {n} privarse de (v) [recht]
opgeven (v) [overeenkomst] {n} privarse de (v) [overeenkomst]
opgeven (v) [idee] {n} privarse de (v) [idee]
opgeven (v) [afhaken] {n} privarse de (v) [afhaken]
opgeven (v) [aanspraak] {n} privarse de (v) [aanspraak]
opgeven (v) [recht] {n} capitular (v) [recht]
opgeven (v) [recht] {n} renunciar a (v) [recht]
opgeven (v) [overeenkomst] {n} renunciar a (v) [overeenkomst]
opgeven (v) [idee] {n} renunciar a (v) [idee]
opgeven (v) [afhaken] {n} renunciar a (v) [afhaken]
opgeven (v) [aanspraak] {n} renunciar a (v) [aanspraak]
opgeven (n) [algemeen] {n} abandono (n) {m} [algemeen]
opgeven (v) [to relent or yield] {n} ceder (v) [to relent or yield]
opgeven (v) [regel] {n} ceder (v) [regel]
opgeven (v) [recht] {n} ceder (v) [recht]
opgeven (v) [overeenkomst] {n} entregarse (v) [overeenkomst]
opgeven (n v) [to give up in defeat] {n} rendir (n v) [to give up in defeat]
opgeven (v) [geneeskunde] {n} devolver (v) [geneeskunde]
opgeven (v) [geneeskunde] {n} vomitar (v) [geneeskunde]
opgeven (v) [prijs] {n} cotizar (v) [prijs]
opgeven (v n) [to relinquish; to give up claim to] {n} dispensar (v n) [to relinquish; to give up claim to]
opgeven (v) [geneeskunde] {n} escupir (v) [geneeskunde]
opgeven (v) [geneeskunde] {n} expectorar (v) [geneeskunde]
opgeven (v int n) [to indicate in a written form] {n} decir (v int n) [to indicate in a written form]
opgeven (v int n) [to communicate verbally or in writing] {n} decir (v int n) [to communicate verbally or in writing]
opgeven (v) [recht] {n} entregarse (v) [recht]
opgeven (v) [overeenkomst] {n} ceder (v) [overeenkomst]
opgeven (v) [idee] {n} entregarse (v) [idee]
opgeven (v) [afhaken] {n} entregarse (v) [afhaken]
opgeven (v) [aanspraak] {n} entregarse (v) [aanspraak]
opgeven (v) [to relent or yield] {n} rendirse (v) [to relent or yield]
opgeven (v) [recht] {n} rendirse (v) [recht]
opgeven (v) [overeenkomst] {n} rendirse (v) [overeenkomst]
opgeven (v) [idee] {n} rendirse (v) [idee]
opgeven (v) [afhaken] {n} rendirse (v) [afhaken]
opgeven (v) [aanspraak] {n} rendirse (v) [aanspraak]
opgeven (v) [idee] {n} abandonar (v) [idee]
opgeven (v) [recht] {n} dejar de (v) [recht]
opgeven (v) [overeenkomst] {n} dejar de (v) [overeenkomst]
opgeven (v) [idee] {n} dejar de (v) [idee]
opgeven (v) [afhaken] {n} dejar de (v) [afhaken]
opgeven (v) [aanspraak] {n} dejar de (v) [aanspraak]
opgeven (v) [beroep] {n} dejar (v) [beroep]
opgeven (v) [to abandon] {n} abandonar (v) [to abandon]
opgeven (v) [regel] {n} abandonar (v) [regel]
opgeven (v) [recht] {n} abandonar (v) [recht]
opgeven (v) [overeenkomst] {n} abandonar (v) [overeenkomst]
opgeven (v) [regel] {n} dejar de (v) [regel]
opgeven (v) [afhaken] {n} abandonar (v) [afhaken]
opgeven (v) [aanspraak] {n} abandonar (v) [aanspraak]
opgeven (v) [scholen - universiteiten] {n} dejar los estudios (v) [scholen - universiteiten]
opgeven (v) [scholen - universiteiten] {n} abandonar los estudios (v) [scholen - universiteiten]
opgeven (v n adv) [to give up control of, surrender] {n} suspender (v n adv) [to give up control of, surrender]
opgeven (v) [regel] {n} suspender (v) [regel]
opgeven (v) [recht] {n} suspender (v) [recht]
opgeven (v) [afhaken] {n} suspender (v) [afhaken]
opgeven (v) [aanspraak] {n} suspender (v) [aanspraak]
opgeven (v) [to give up, abandon] {n} renunciar (v) [to give up, abandon]
opgeven (v) [idee] {n} ceder (v) [idee]
opgeven (v) [afhaken] {n} ceder (v) [afhaken]
opgeven (v) [aanspraak] {n} ceder (v) [aanspraak]
opgeven (v) [to accept to give up, withdraw etc.] {n} desistir (v) [to accept to give up, withdraw etc.]
opgeven (v) [recht] {n} desistir (v) [recht]
opgeven (v) [overeenkomst] {n} desistir (v) [overeenkomst]
opgeven (v) [idee] {n} desistir (v) [idee]
opgeven (v) [afhaken] {n} desistir (v) [afhaken]
opgeven (v) [aanspraak] {n} desistir (v) [aanspraak]
opgeven (v n adv) [to give up control of, surrender] {n} renunciar (v n adv) [to give up control of, surrender]
opgeven (v) [regel] {n} renunciar (v) [regel]
opgeven (v) [recht] {n} renunciar (v) [recht]
opgeven (v) [overeenkomst] {n} renunciar (v) [overeenkomst]
opgeven (v) [idee] {n} renunciar (v) [idee]
opgeven (v) [beroep] {n} renunciar (v) [beroep]
opgeven (v) [afhaken] {n} renunciar (v) [afhaken]
opgeven (v) [aanspraak] {n} renunciar (v) [aanspraak]
opgeven {n} renunciar
opgeven {n} suspender

'Traducciones del Neerlandés al Español