La búsqueda del término tijd ha obtenido 33 resultados
NL Neerlandés ES Español
tijd (n) [algemeen] {m} hora (n) {f} [algemeen]
tijd (n) [algemeen] {m} tiempo (n) {m} [algemeen]
tijd (n) [duur] {m} tiempo (n) {m} [duur]
tijd (n) [horloge] {m} tiempo (n) {m} [horloge]
tijd (n) [linguïstiek] {m} tiempo (n) {m} [linguïstiek]
NL Neerlandés ES Español
tijd (int n v) [measurement of a quantity of time] {m} tiempo (int n v) {m} [measurement of a quantity of time]
tijd (int n v) [measurement under some system of the time of day or moment in time] {m} tiempo (int n v) {m} [measurement under some system of the time of day or moment in time]
tijd (int n v) [quantity of availability in time] {m} tiempo (int n v) {m} [quantity of availability in time]
tijd (n adj v) [verb forms distinguishing time] {m} tiempo (n adj v) {m} [verb forms distinguishing time]
tijd {m} tiempo {m}
tijd (n) [duur] {m} hora (n) {f} [duur]
tijd (n) [horloge] {m} hora (n) {f} [horloge]
tijd (n) [linguïstiek] {m} hora (n) {f} [linguïstiek]
tijd (int n v) [measurement of a quantity of time] {m} hora (int n v) {f} [measurement of a quantity of time]
tijd (int n v) [measurement under some system of the time of day or moment in time] {m} hora (int n v) {f} [measurement under some system of the time of day or moment in time]
tijd (int n v) [particular moment or hour] {m} hora (int n v) {f} [particular moment or hour]
tijd (n adj v) [verb forms distinguishing time] {m} tiempo gramatical (n adj v) [verb forms distinguishing time] (n adj v)
tijd (n v) [particular period of time in history] {m} edad (n v) {f} [particular period of time in history]
tijd (n) [verleden] {m} época (n) {f} [verleden]
tijd (n) [linguïstiek] {m} lapso (n) {m} [linguïstiek]
tijd (n) [horloge] {m} lapso (n) {m} [horloge]
tijd (n) [duur] {m} lapso (n) {m} [duur]
tijd (n) [algemeen] {m} lapso (n) {m} [algemeen]
tijd (n) [linguïstiek] {m} duración (n) {f} [linguïstiek]
tijd (n) [horloge] {m} duración (n) {f} [horloge]
tijd (n) [duur] {m} duración (n) {f} [duur]
tijd (n) [algemeen] {m} duración (n) {f} [algemeen]
tijd (int n v) [particular moment or hour] {m} momento (int n v) {m} [particular moment or hour]
tijd (n) [linguïstiek] {m} momento (n) {m} [linguïstiek]
tijd (n) [horloge] {m} momento (n) {m} [horloge]
tijd (n) [duur] {m} momento (n) {m} [duur]
tijd (n) [algemeen] {m} momento (n) {m} [algemeen]
tijd (n) [verleden] {m} era (n) {f} [verleden]

'Traducciones del Neerlandés al Español

NL Sinónimos de tijd ES Traducciones
tijdperk [episode] n período {m}
tijdvak [episode] n época {f}
periode [episode] f período {m}
jaar [bouwjaar] n grado {m}
kans [aanleiding] m fortuna {f}
mogelijkheid [aanleiding] f chance
moment [aanleiding] n momento {m}
gelegenheid [aanleiding] f chance
termijn [periode] m plazo {m}
tijdsbestek [periode] n período {m}
duur [periode] m dispendioso
tijdstip [moment] n fecha {f}
uur [moment] n hora {f}
poos [duur] m rato {m}
era [tijdperk] m período {m}